maandag 21 april 2008

Drevelen op 'n ereveld uit een heel ver verleden

In het verleden is het meer dan eens voorgekomen dat 'die moeilijke jongelui uit de buurt' staaltjes van verdelen aan de directe omstanders, alsmede aan de bewoners van de omliggende gemeenten leverden.
Nu zij echter, omhangen met gelooide huiden, dikwijls bij een klein meertje samenkomen — spottend wordt die plas reeds leder-ven genoemd — gebeurt het nogal eens dat er soort van opstootje ontstaat, doordat vele nieuwsgierigen zich aan die alternatieven vergapen, en het gewone burgerdom nogal snel geschokt reageert. Boze tongen beweren dan regelmatig dat de ven-rel weer is losgebarsten.
Aan de voet van een spar, die op hun 'eigen terrein' vlakbij het meertje groeit, spijzigen zij dan vele plakken worst, wat ook alweer tot een spotnaam, nu zelfs voor die boom, heeft geleid: lever-den. Het is toch verbazingwekkend waartoe worst niet al kan inspireren!
Een der vrouwelijke 'nozems'— die zich bij tijd en wijle opdoft met producten uit de rui der gevederde vrienden, en die er dan ook uitziet als ware zij Isadora Paradijsvogel hoogst persoonlijk — wordt dan door dezelfde boze burgermanstongen kwasi-verachtelijk omschreven als veren-del.
Nog een geluk dat er velden in de naaste omgeving van het meertje zijn, en die jongelieden niet ook nog als motorduivels de wijde omgeving onveilig maken. Wanneer het nodig blijkt, kunnen zij zich op velerlei manieren afreageren, bij voorbeeld met hardlopen. Het gebeurt zelfs dan dat nog weer een min of meer heimelijke toeschouwer aanleiding ziet tot commentaar. De bewering is dan dat er weer eens iemand uit zijn of haar vel rende. Heel slim opperde een der velen uit die alternatieve konsi dat er nog vele andere methoden bestonden om de frustraties omtrent de boze buitenwereld af te reageren.
"Ook drevelen," sprak hij, "lost soms heel veel op! Of anders," vervolgde hij, wijzend naar een hoek van de 'eigen grond', kun je een stukje terrein afbakenen, en vervolgens ga je er delven."
Een van de vrouwelijke aanwezigen, Nellie, die nationaal bekend stond als fiere pacifiste, en op grond daarvan een passende bijnaam had verworven — Vrede-Nel om precies te zijn —, toonde zich een fel tegenstander van het voorstel. "En op zo'n manier van ons terrein op diverse plaatsen een el derven zeker. Nee, daar komt niets van in. We hebben dit beetje grond bitter nodg. Bovendien is dit een stuk grond met traditiee: wij zijn hier door onze vriend L. vereend." Opnieuw schudde zij nadrukkelijk het hoofd, en sprak vooralsnog in deze aangelegeneid het laatste woord: "Dit is en blijft 'n ereveld."
Heel plotsklaps kreeg zij een starend-stille lach over zich, en even leek het of zij wankelde, als ware zij getroffen door 'n ver leed. Doch direct daarop wankelde zij daadwerkelijk en viel zij pardoes op voornoemd veld neer.
Een van de dichtst bij zijnde jonens verloot gelukkig niet zijn tegenwoordigheid van geest, doch nam fier de leiding in handen. Hij wees naar zijn leren jas, welke hij kort tevoren had uitgetrokken en neergevlijd". Wijzend sprak hij de plechtige woorden: "Leg haar maar op dat vel neder.
Nadat hij zich enkele minuten later van de eerste schok had hersteld en alle anderen om hem heen stonden, nam hij opnieuw het woord.
"Het is hoogst betreurenswaadig dat zovele van onze leden ver van deze plek verwijderd zijn, en dit pijnlijke doch plechtige moment moeten missen. Toch zullen wij hun moeten vertellen dat onze vriendin hier — begaan als zij was met onze doelstellingen — zo plotseling de geest heeft gegeven. En ook al is de uitdrukking wellicht niet geheel en al passend, ik ben toch geneigd te zeggen dat zij revelend van ons en voor ons en onze zaak is heengegaan, 'n ver, edel, maar voor de geest van eenvoudigen zo'n welhaast onbegrijpelijk doel tegemoet gegaan is. De delver en . . . . . zijn helpers kunnen nu snel aan de slag om haar laatste rustplaats, gelukkig in ons eigen midden, voor te bereiden. Tenslotte is het zo dat zij het leven der . . . . . niet meer levenden zal moeten leiden. Moge de vlederen der ziel haar begeleiden waarheen zij moet gaan."

zondag 20 april 2008

De Koelkast van het KoKa stel

Toen zij de koelkast opende, zag Kato dat van één en ander niet meer voldoende voorradig was om daar een fatsoenlijke maaltijd van te bereiden. Daarom vroeg ze aan Koos of hij er voor voelde, bij een Chinees in de stad te gaan eten.
"Ach, waarom niet," luidde zijn reactie. "Nu onze zoon de leeftijd van de kakstoel te boven is, kan dat wel." Zo vertrok het echtpaar, dat door diverse kennissen bedacht met de koosnaam "ons KoKa stel".
Onderweg haalden zij herinneringen op aan de kleutertijd van hun Petertje.
"Weet je nog hoe hij zijn eerste koek stal?" vroeg Koos.
Kato schoot in de lach: "Ja, als de dag van gisteren. En ook al besef ik terdege dat zo'n voorval eigenlijk niet om te lachen is, moet ik wel. Het leuke erin was die plechtige taal van de winkelier, en dat tegen een kind."
Koos herinnerde het zich ook allemaal heel goed.
'Weet jij dan niet dat je eerst naar het kasloket moet, voordat je deze winkel met een artikel mag verlaten?" had de man gevraagd, terwijl hij nadrukkelijk voorover gebogen — terecht boos natuurlijk — dreigend naar Peter had gekeken. "Het is je geluk dat ik zo'n goeierd ben en jij nog zo'n jong flierefluitertje, anders zou je het gevang indraaien of, als je een mededogende rechter trof, een alternatieve straf krijgen. Dan werd je vast en zeker als compensatie voor mijn schade, tijdelijk op mijn enorme boerderij te werk gesteld. Ik kan daar nog wel wat hulp in koestal K gebruiken. Door alle drukte, het vele lawaai en te weinig persoonlijke aandacht worden die koeien nerveus, en krijgt men er wel eens de indruk dat er een os kakelt."
Met een gevoel van vertedering moesten Ka en Ko daaraan terugdenken.
"Ach," sprak ze berustend, "als 't koek niet was geweest, dan vast wel een andere lekkernij."
Intussen waren ze in het centrum van de stad aangekomen, alwaar vreemde snoeshanen en dito hennen hen passeerden.
"Zag je die vrouw?" vroeg Kato, "net een heks."
Koos knikte: "Vast en zeker iemand uit de kolkaste."
Op hetzelfde ogenblik passeerde een pas gereviseerd nieuw-glimmend voertuig, bespannen met paarden.
"Kijk daar eens, dat is nou een lakkoets."
En warempel, het leek wel een proefrit voor Prinsjesdag. Boven die koets zweefde een vogel.
"Zie die koet laks vliegen," zei kato.
"Of het een koet is, weet ik niet," riposteerde Koos. "Maar wat ik wel weet, is dat dáár ons restaurant is."
Binnen was het bijna vol, maar er bleek toch nog een tafel voor de beide echtelieden vrij te zijn.
"De sake lokt," zei Ko, "aangezien ik vandaag geen enkele cliënt persoonlijk heb gesproken, heb ik ook de traditionele akteslok gemist."
Kato keek hem licht spottend en zei:
"Daar sta 'k koel tegenover. Jullie notarissen nemen er zo vaak eentje tussendoor."
Koel stak Koos een sigaret op.
"Vooralsnog is het hier maar kale kost, want ik zie nergens een menu."
Zij lachte maar wat, want ze wist wat er straks zou gebeuren.
"Het is weer zover," zei ze in zichzelf. "Ko lekt as."
De eigenaar van het restaurant bracht persoonlijk de spijskaart. Koket las ze erin, terwijl Koos eens rustig om zich heen keek. Hij tikte zijn vrouw op de arm en wees naar een nieuwerwetse installatie en vroeg. "Weet jij wat dat is? Het lijkt wel een soktakel."
Ze schoot spontaan in de lach. "Welnee, dat is gewoon een staande lamp."
Nadat ze hun bestelling hadden opgegeven, keken ze tevreden rond. De kok laste hun maaltijd in, en terwijl beiden nog een beetje met een kale stok speelden alvorens ermee te kunnen eten, vestigde Koos alweer de aandacht van zijn vrouw op een voor ons onbekend instrumentje, waarvan hij dacht dat het iets huishoudelijks was.
"Is dat een soort kookwekker?" vroeg hij terloops, al viel uit de ondertoon op te maken dat het hem wel eens echtzou kunnen interesseren.
Ze lachte fijntjes. Ja, mannen willen altijd alles precies weten als het om instrumentjes gaat.
"Nee," sprak ze, "dat is nu een satéklok. Je bent hier bij een Chinees, weet je?"
Zwijgend en met veel smaak verorberden de beiden alles wat hun werd voorgezet, waarna de kas lokte. Na te hebben afgerekend, wandelden zij voldaan huiswaarts.