woensdag 8 september 2010

Overgang naar andere taal-website van Blogger

Met ingang van woensdag 8 september 2010 zal dit weblog worden geïncorporeerd in zijn zustersite 


Tempel der Taalkunde

donderdag 10 juli 2008

Er komen nog amper schepen in de meerschappen

Alle besturen van een aantal aangrenzende meerschappen hadden besloten de diverse adminstratiekantoren in één gebouw onder te brengen, mede doordat er de laatste decennia nog amper schepen in hun gebieden kwamen.
De heer Harm E.C. Eppens, voorzitter van één der besturen en thans hoofd van de gefuseerde kantoren, had — om bij de vertrekkende collega's goed voor de dag te komen — een aantal luxe lederen scheermappen besteld. Zijn directe assistente — die best wel een beetje verliefd was op haar chef — had hem alleen al daarom bij de 'nieuwe medewerkers' opgehemeld.
"Kijk, dat is nu Eppens' charme. Altijd denkt hij aan anderen, en als het ook maar even kan, doet hij iets voor ze. Het blijft niet alleen bij woorden. Misschien kunnen jullie je herinneren dat er bij één der zijmuren van ons vorige gebouw een behoorlijk aantal zwervers zat. Eén van hen was een man met heel weinig geld en wel veel buikpijn. 'Die arme pechpens moeten we natuurlijk helpen,' heeft hij toen spontaan gezegd. 'Als wij niets ondernemen, gebeurt er uiteraard helemaal niets.' Verwijtend heeft hij toen naar de pastorie van de katholieke kerk tegenover ons toenmalige gebouw gewezen. Elke avond brandt daar gedempt licht, maar je zag er bijna nooit iets. 'Van die schemerpapen hoef je het heil ook niet te verwachten. Nu we toch gaan verhuizen, hebben we veel dingen die nu nog in de kelder staan, maar die we niet nodig hebben. Laatst nog zag ik er zo'n fraai gedecoreerd Chinees voorwerp staan . . . . eh . . . . een papscherm. Geef dat nu maar aan die zwerver als bescherming tegen de wind. En verder hebben we ook nog enige hectoliters van de ogenschijnlijk mislukte, en dus veelvuldig bespotte winterwortels over. Geef die buitenlui zonder huis maar gerust een mud schamperpeen,' heeft hij toen ook nog gezegd, en dat vond ik een heel mooi en menselijk diep ontroerend voorstel," zei de secretaresse. "Maar hij verloor de realiteit in het geheel niet uit het oog," vervolgde ze, "want hij zei ook nog: 'Wees echter niet al te royaal met dat timmerhout. In ons nieuwe gezamenlijke kantoor hebben we veel meer schappen nodig. Wel ligt er nog een aantal dozen met die speciale scheenbeschermers, die onder meer voor onze voormalige grondwerkers zijn aangeschaft. Op proef zou je best eens zo'n scheenpamper kunnen uitdelen. En als die blijkt te bevallen, dan geef je later al die andere daklozen ook maar een set.' — Is dat geen koninklijke houding?" De medewerkster had bij die laatste woorden uiterst trots gekeken.
Een ietwat zurige pinnewip, extra aangebrand door de volgens haar overbodige overplaatsing, had nogal smalend op die lofzang gereageerd.
"Dat doet die man toch niet uit menslievendheid! Hij wil alleen maar voorkomen dat de kranten teveel aandacht aan die fusie besteden. Deze schijnbare liefdadigheid is niets anders dan een afleidingsmanoeuvre. Hij wil de mare scheppen dat wij een soort van filantropische instelling zijn, maar zo riskeert hij wel dat wij allen op de langen duur te kijk gezet zullen worden als een nep-meerschap, en dat moeten we tot elke prijs zien te voorkomen. Dan maar wat gezeur met de directeur."
Diezelfde mening had ze ook al eens in het personeelsblad verwoord, zeer tot ongenoegen van haar dochter. "Scherpe pen, ma," had die zonder nader commentaar, zo tussen neus en lip gezegd. "Dat heb je zeker in de baas zijn tijd en met een meerschap-pen geschreven," had ze er nog sarcastisch aan toegevoegd.
De moeder had daarop slechts bevestigend geknikt, maar voegde daar even later toch enkele woorden aan toe.
"Wat moet ik anders nog met zulk schrijfgerei van ons oude kantoor?"
Dochterlief had uiteraard al een reactie voor op haar tong gehad.
"Er mee schrappen in je eigen tekst. Heb toch eens wat consideratie met je medemens!"
Even had mama gezwegen, maar ze wilde het er toch niet bij laten.
"Nog even over die zieke zwerver, meisje! Straks is het Pasen. Moet de zaak dan weer opdraven en 'm Pesach-peren uit Hebron aanbieden? Als extraatje misschien? Die zijn immers zo gezond. Beste meid, voor alles is toch een oplossing? Waarom neemt zo'n zielepoot niet gewoon contact op met zijn verzekering? Sinds kort kan iedere verzekerde immers zonder extra kosten 'n meer-pech-pas krijgen.
"Dat is schampere nep, moeder," had de dochter minachtend gezegd. "Als het aan jou ligt, mag de ME die hele schare meppen en daarbij ook nog zo'n peer schampen. Maar dan hebben die lui uiteindelijk helemaal niets meer."

zondag 6 juli 2008

Een klierjurist met zijn bloedeigen trilkruisje

Boze tongen hebben meer dan eens beweerd dat je erg voorzichtig moet zijn met Juri Klister van het advocatenkantoor Klister & Co. Hij wordt inmiddels door velen, niet geheel ten onrechte, gekwalificeerd als klierjurist. Ook enkele van zijn medewerkers waren, respectievelijk zijn, niet overal even geliefd. Nog een geluk dat je soms van tevoren al kon aanvoelen dat één van hen je te grazen wilde nemen.
"Een list ruik je 'r op grote afstand, maar soms gelukt het ze desonanks je onverhoeds te pakken," had een voormalige cliënt — eigenlijk meer een slachtoffer — waarschuwend verteld. "Het zijn echte strijkerlui, die uit alles munt willen slaan. Nog onlangs is het voorgevallen dat ze de vereiste discretie ten opzichte van een belangrijke cliënt te grabbel hebben gegooid en aan ieder die het maar wilde horen, hebben verteld dat de familie Luiters rijk is geworden door de introductie van een heel bijzondere heestervariant met nimmer tevoren vertoonde eigenschappen, het zogenaamde rilstruikje. — Niet alleen bepaalde windvlagen zorgen voor een uitzonderlijke reactie van de heester, tevens doet de aanwezigheid van bepaalde plantenparasieten dat, en zo snijdt het mes aan twee kanten. Nimmer heeft een gehad dan op dit type struik. — Zo'n indiscretie had nagtuurlijk nooi mogen gebeuren, aangezien de juristenplicht nu eenmaal vereist dat dergelijke gegevens binnen de muren van het advocatenkantoor blijven." De man zuchtte diep, en vervolgde: "Maar dat is nog niet alles. Kort geleden nog wilde iemand er, na een onderhoud, tweevijftig wisselen voor de tram. 'Ik zal eens zien of er iemand is dieje riksje ruilt voor wat kwartjes,' had Juri gezegd. Kort daarna is één van de kantoordames binnengekomen met in haar hand 'r ruilkistje. En dan moet je wel het hoofd koel houden en niet teveel letten op die dame, maar meer op wat ze doet, anders kan het gebeuren dat je kruis rilt op het moment dat zij heel geraffineerd een tijdelijk gehuurde corsage betast. Haar collega's noemen dat sieraad ietwat lacherig haar ruilstrikje. Dat betasten van haar versierselen doet ze zeer nadrukkelijk, met de bedoeling je aandacht af te leiden, en quasi samenzweerderig vertelt ze dan over haar avonturen als zwartrijdster op de tram, en dan schroomt ze niet om zo'n handelingals 'r sluikritje te omschrijven. Nu moet ik er voor de volledigheid echter wel aan toevoegen dat er wel eens iets teveel de nadruk wordt gelegd op de negatieve kanten van die lui, en zo zijn er ook regelrechte leugens in omloop gekomen. Zo wordt hier en daar over hen verteld dat ze totaal geen gevoel voor dichtkunst hebben, terwijl Rilke 'r juist hoog in aanzien staat. Verder heeft Juri zich ook verdiept in de zeden en gebruiken van andere volken, en daarin kan hij in de praktijk kennelijk heel ver gaan, aangezien men hem in de Schotse hooglanden reeds de koosnaam sierkilt-Jur heeft toegedacht.
Zulke mededelingen waren voor sommigen wel als een verrassing gekomen, en over het algemeen genomen, bleek dat men het interessant vond. Het valt ook niet te ontkennen dat veel van die lui een kleurrijk bestaan leiden.
Tijdens een officiële bijeenkomst was er eens spontaan grote hilariteit ontstaan toen Juri — in zijn functie als consul-honorair van één of ander onbekend staatje op het zuidelijk halfrond — door een bewonderaar werd aangesproken op zijn kleurige sjerp. "Dat die sliert u rijk staat, weet u zeker wel? Maar dan die ridderorde om uw hals! Eigenlijk komt die alleen maar in ruste volledig tot haar recht. Nu u beweegt, lijkt het veeleer een trilkruisje. Indien u zou willen dat iedereen die onderscheiding goed kan zien — èn bewonderen — zou een rijsklit u er wellicht uitkomst kunnen bieden."
De honoraire consul wist toen even niet direct hoe hij moest reageren, en daarom maakte zijn gesprekspartner van die tijdelijke zwijgzaamheid onmiddellijk gebruik.
"Een vriend van me, die in staat is veel te regelen," begon ze, en ietwat giechelig voegde ze er aan toe: "en daarom veelal Ruiltje-Kris wordt genoemd, is hier ook aanwezig, dus . . . . . Tussen zo'n hele rij kerstlui valt hij in zijn Hawaï-kleding nauwelijks op, maar hij staat daar . . . . . naast die dame in de krijtsluier. Gelukkig dat die in dit gezelschap, waar elke Ier Rus lijkt, wat uit de toon valt, en zeker als ze zo'n dwaze til-sierjurk draagt. Maar in deze situatie heeft haar opgedirkte verschijning het voordeel dat we nu allemaal kunnen zien waar Kris staat."
Jurist Juri had intussen de gelegenheid te baat genomen, diep na te denken om tot het inzicht te geraken wat hij precies zou moeten zeggen. Maar met het oog op het drukke gezelschap — dat beslist zeer luisterrijk mocht heten — had hij besloten om deze keer de mond stijf dicht te houden.

maandag 23 juni 2008

Een orennet tegen tenoren

Ton Reen, medewerker Kunsten van de provinciale krant, bezocht met enige regelmaat zelfs de verste uithoeken van zijn regio om bijzondere muziekgebeurtenissen te kunnen bijwonen. Het was Ton 'n eer geweest, te vernemen dat veel kunstkenners zijn bijdragen in de krant graag lazen en zijn mening veelal deelden. Vrijwel niemand had dan kunnen begrijpen waarom de gewaardeerde recensent onlangs zo uit zijn slof was geschoten. Aanleiding daartoe vormde een concert van het veelvuldig bejubelde Italiaanse koor uit Ronente. Dat optreden was bij Ton echter volstrekt verkeerd gevallen, en dat was in zijn recensie tot uitdrukking gekomen. Vooral de tenoren hadden het moeten ontgelden.
"Het is ook voor een criticus pijnlijk te moeten noteren dat deze sectie mannen met hun ronduit kwellend kwelen de goede naam van dit overigens zo voortreffelijke koor in hoge mate onteren," had hij in zijn rubriek laten afdrukken. "En zijn het nu niet juist de hogere mannenstemmen die ver boven de overige zangers uit zouden moeten torenen? De wijze waarop deze koorleden bij mij overkwamen, deed mij welhaast onbedaarlijk verlangen naar een onverwoestbaar orennet. Zolals die tonen er uitgeperst werden!"
Dit artikel had vele tongen èn pennen in beweging gebracht. De redactie van de krant was overspoeld met telefoontjes en post. Iedereen raakte er hogelijk geïrriteerd, zo erg zelfs dat toen er 'n wel heel groot aantal brieven ineens op het bureau van de redactiesecrearesse was gedeponeerd, zij met een blik vol afgrijzen naar de papierbak had gewezen en huilend had uitgeroepen: "Smijt die troep daar maar bij die ton neer!" Vervolgens had ze enkele keren heel diep gezucht. "En 'n roet at die man ons hiermee in het eten gooit!" had ze, haar tranen wegslikkend, maar toch nog hoorbaar snikkend, geroepen. "Dit is toch niet te geloven. Wat? Neen, rot voel ik me niet, maar wel door-en-door vermoeid. Zoiets kun je een fatsoenlijk mens toch niet aandoen! Bij zo'n man zit dan toch ten minste een torn in zijn hoofdleiding. En wij hadden nog wel zo'n respect voor zijn schrifturen. Ja ja, het kan verkeren. Een week of vier geleden verbaasde het ons allen dat dat nonet er zo goed was afgekomen, maar nu dit. . . ."
Men had in de wandelgangen van de redactieburelen reeds gefluisterd dat de recensent niet helemaal koosjer in de kop meer zou wezen. Iemand had zelfs beweerd dat hij inmiddels de status van non-eter was, maar diegene had maar een half woord opgevangen en daaruit volstrekt verkeerde conclusies getrokken. Men had namelijk helemaal niet willen suggereren dat de recensent in kwestie in hongerstaking was gegaan, maar nu men toch alle roddels de revue had laten passeren, was ook dat oude kletspraatje weer komen bovendrijven: hij zou een bepaalde soort vlinders vangen en die vervolgens verorberen. Daarom werd hij al geruime tijd veelvuldig als noneter geapostrofeerd.
Een andere medewerker had weten te vertellen dat er al eerder stemmen waren opgegaan die de kwaliteit van de geestelijke vermogens van de gehele familie Reen in twijfel hadden getrokken. Had hij immers niet een zuster die zich in een klooster had teruggetrokken en daar niet stillekens had gemediteerd doch tijdens een verbouwing van een vleugel van het oude gebouw als een bezetene had meegewerkt? Naar verluidt zou zij zelfs enige muren met pek hebben bestreken, en vanzelfsprekend was dat niet onopgemerkt gebleven en de gevolgen hadden zich makkelijk laten raden. Ze had van het ene moment op het andere de bijnaam teernon opgeplakt gekregen. Dat zo'n religieuze dikwijls als een tere non wordt beschouwd, is weliswaar juist, maar ook hier is het de goede verstaander die op de articulatie let. Spraakverwarring derhalve! Desondanks blijft het een goede zaak dat een groot deel van de mensheid zo'n non eert.
Aandachtig hadden de mensen op de redactie naar één en ander geluisterd. Vooroordelen werden bevestigd — iedereen had het immers al lang geweten! De secretaresse, die alle post en telefoongesprekken had moeten opvangen, had in een enorme bui van hysterie uitgeroepen: "Ik vind die man een echte norneet!" Dat had sommige van de aanwezigen echter wel verbijsterd, doch die jongedame was vastberaden gebleken. "Zo iemand moet je gewoon opsluiten. Dan is het gedaan met de luxe hapjes tijdens persconferenties en moet hij noreten consumeren. En als er rechtvaardigheid bestaat, houdt hij aan het gevangenisschoeisel nog een norteen over." Alle andere hadden toen beduusd gezwegen.

maandag 21 april 2008

Drevelen op 'n ereveld uit een heel ver verleden

In het verleden is het meer dan eens voorgekomen dat 'die moeilijke jongelui uit de buurt' staaltjes van verdelen aan de directe omstanders, alsmede aan de bewoners van de omliggende gemeenten leverden.
Nu zij echter, omhangen met gelooide huiden, dikwijls bij een klein meertje samenkomen — spottend wordt die plas reeds leder-ven genoemd — gebeurt het nogal eens dat er soort van opstootje ontstaat, doordat vele nieuwsgierigen zich aan die alternatieven vergapen, en het gewone burgerdom nogal snel geschokt reageert. Boze tongen beweren dan regelmatig dat de ven-rel weer is losgebarsten.
Aan de voet van een spar, die op hun 'eigen terrein' vlakbij het meertje groeit, spijzigen zij dan vele plakken worst, wat ook alweer tot een spotnaam, nu zelfs voor die boom, heeft geleid: lever-den. Het is toch verbazingwekkend waartoe worst niet al kan inspireren!
Een der vrouwelijke 'nozems'— die zich bij tijd en wijle opdoft met producten uit de rui der gevederde vrienden, en die er dan ook uitziet als ware zij Isadora Paradijsvogel hoogst persoonlijk — wordt dan door dezelfde boze burgermanstongen kwasi-verachtelijk omschreven als veren-del.
Nog een geluk dat er velden in de naaste omgeving van het meertje zijn, en die jongelieden niet ook nog als motorduivels de wijde omgeving onveilig maken. Wanneer het nodig blijkt, kunnen zij zich op velerlei manieren afreageren, bij voorbeeld met hardlopen. Het gebeurt zelfs dan dat nog weer een min of meer heimelijke toeschouwer aanleiding ziet tot commentaar. De bewering is dan dat er weer eens iemand uit zijn of haar vel rende. Heel slim opperde een der velen uit die alternatieve konsi dat er nog vele andere methoden bestonden om de frustraties omtrent de boze buitenwereld af te reageren.
"Ook drevelen," sprak hij, "lost soms heel veel op! Of anders," vervolgde hij, wijzend naar een hoek van de 'eigen grond', kun je een stukje terrein afbakenen, en vervolgens ga je er delven."
Een van de vrouwelijke aanwezigen, Nellie, die nationaal bekend stond als fiere pacifiste, en op grond daarvan een passende bijnaam had verworven — Vrede-Nel om precies te zijn —, toonde zich een fel tegenstander van het voorstel. "En op zo'n manier van ons terrein op diverse plaatsen een el derven zeker. Nee, daar komt niets van in. We hebben dit beetje grond bitter nodg. Bovendien is dit een stuk grond met traditiee: wij zijn hier door onze vriend L. vereend." Opnieuw schudde zij nadrukkelijk het hoofd, en sprak vooralsnog in deze aangelegeneid het laatste woord: "Dit is en blijft 'n ereveld."
Heel plotsklaps kreeg zij een starend-stille lach over zich, en even leek het of zij wankelde, als ware zij getroffen door 'n ver leed. Doch direct daarop wankelde zij daadwerkelijk en viel zij pardoes op voornoemd veld neer.
Een van de dichtst bij zijnde jonens verloot gelukkig niet zijn tegenwoordigheid van geest, doch nam fier de leiding in handen. Hij wees naar zijn leren jas, welke hij kort tevoren had uitgetrokken en neergevlijd". Wijzend sprak hij de plechtige woorden: "Leg haar maar op dat vel neder.
Nadat hij zich enkele minuten later van de eerste schok had hersteld en alle anderen om hem heen stonden, nam hij opnieuw het woord.
"Het is hoogst betreurenswaadig dat zovele van onze leden ver van deze plek verwijderd zijn, en dit pijnlijke doch plechtige moment moeten missen. Toch zullen wij hun moeten vertellen dat onze vriendin hier — begaan als zij was met onze doelstellingen — zo plotseling de geest heeft gegeven. En ook al is de uitdrukking wellicht niet geheel en al passend, ik ben toch geneigd te zeggen dat zij revelend van ons en voor ons en onze zaak is heengegaan, 'n ver, edel, maar voor de geest van eenvoudigen zo'n welhaast onbegrijpelijk doel tegemoet gegaan is. De delver en . . . . . zijn helpers kunnen nu snel aan de slag om haar laatste rustplaats, gelukkig in ons eigen midden, voor te bereiden. Tenslotte is het zo dat zij het leven der . . . . . niet meer levenden zal moeten leiden. Moge de vlederen der ziel haar begeleiden waarheen zij moet gaan."

zondag 20 april 2008

De Koelkast van het KoKa stel

Toen zij de koelkast opende, zag Kato dat van één en ander niet meer voldoende voorradig was om daar een fatsoenlijke maaltijd van te bereiden. Daarom vroeg ze aan Koos of hij er voor voelde, bij een Chinees in de stad te gaan eten.
"Ach, waarom niet," luidde zijn reactie. "Nu onze zoon de leeftijd van de kakstoel te boven is, kan dat wel." Zo vertrok het echtpaar, dat door diverse kennissen bedacht met de koosnaam "ons KoKa stel".
Onderweg haalden zij herinneringen op aan de kleutertijd van hun Petertje.
"Weet je nog hoe hij zijn eerste koek stal?" vroeg Koos.
Kato schoot in de lach: "Ja, als de dag van gisteren. En ook al besef ik terdege dat zo'n voorval eigenlijk niet om te lachen is, moet ik wel. Het leuke erin was die plechtige taal van de winkelier, en dat tegen een kind."
Koos herinnerde het zich ook allemaal heel goed.
'Weet jij dan niet dat je eerst naar het kasloket moet, voordat je deze winkel met een artikel mag verlaten?" had de man gevraagd, terwijl hij nadrukkelijk voorover gebogen — terecht boos natuurlijk — dreigend naar Peter had gekeken. "Het is je geluk dat ik zo'n goeierd ben en jij nog zo'n jong flierefluitertje, anders zou je het gevang indraaien of, als je een mededogende rechter trof, een alternatieve straf krijgen. Dan werd je vast en zeker als compensatie voor mijn schade, tijdelijk op mijn enorme boerderij te werk gesteld. Ik kan daar nog wel wat hulp in koestal K gebruiken. Door alle drukte, het vele lawaai en te weinig persoonlijke aandacht worden die koeien nerveus, en krijgt men er wel eens de indruk dat er een os kakelt."
Met een gevoel van vertedering moesten Ka en Ko daaraan terugdenken.
"Ach," sprak ze berustend, "als 't koek niet was geweest, dan vast wel een andere lekkernij."
Intussen waren ze in het centrum van de stad aangekomen, alwaar vreemde snoeshanen en dito hennen hen passeerden.
"Zag je die vrouw?" vroeg Kato, "net een heks."
Koos knikte: "Vast en zeker iemand uit de kolkaste."
Op hetzelfde ogenblik passeerde een pas gereviseerd nieuw-glimmend voertuig, bespannen met paarden.
"Kijk daar eens, dat is nou een lakkoets."
En warempel, het leek wel een proefrit voor Prinsjesdag. Boven die koets zweefde een vogel.
"Zie die koet laks vliegen," zei kato.
"Of het een koet is, weet ik niet," riposteerde Koos. "Maar wat ik wel weet, is dat dáár ons restaurant is."
Binnen was het bijna vol, maar er bleek toch nog een tafel voor de beide echtelieden vrij te zijn.
"De sake lokt," zei Ko, "aangezien ik vandaag geen enkele cliënt persoonlijk heb gesproken, heb ik ook de traditionele akteslok gemist."
Kato keek hem licht spottend en zei:
"Daar sta 'k koel tegenover. Jullie notarissen nemen er zo vaak eentje tussendoor."
Koel stak Koos een sigaret op.
"Vooralsnog is het hier maar kale kost, want ik zie nergens een menu."
Zij lachte maar wat, want ze wist wat er straks zou gebeuren.
"Het is weer zover," zei ze in zichzelf. "Ko lekt as."
De eigenaar van het restaurant bracht persoonlijk de spijskaart. Koket las ze erin, terwijl Koos eens rustig om zich heen keek. Hij tikte zijn vrouw op de arm en wees naar een nieuwerwetse installatie en vroeg. "Weet jij wat dat is? Het lijkt wel een soktakel."
Ze schoot spontaan in de lach. "Welnee, dat is gewoon een staande lamp."
Nadat ze hun bestelling hadden opgegeven, keken ze tevreden rond. De kok laste hun maaltijd in, en terwijl beiden nog een beetje met een kale stok speelden alvorens ermee te kunnen eten, vestigde Koos alweer de aandacht van zijn vrouw op een voor ons onbekend instrumentje, waarvan hij dacht dat het iets huishoudelijks was.
"Is dat een soort kookwekker?" vroeg hij terloops, al viel uit de ondertoon op te maken dat het hem wel eens echtzou kunnen interesseren.
Ze lachte fijntjes. Ja, mannen willen altijd alles precies weten als het om instrumentjes gaat.
"Nee," sprak ze, "dat is nu een satéklok. Je bent hier bij een Chinees, weet je?"
Zwijgend en met veel smaak verorberden de beiden alles wat hun werd voorgezet, waarna de kas lokte. Na te hebben afgerekend, wandelden zij voldaan huiswaarts.